12. (Oude) tunnelvisie
(Oude) tunnelvisie
tussen stad en waar wij sliepen
waar wij bij het belgerinkel liepen
met in mijn moeders hand de mijne
wetend dat de treinen boven spoorden
maar daaronder donderslagen hoorde
waar wij verboden en vol listen
stepfietsend naar beneden wisten
de pliesies te misleiden die wachtend
om de bocht verscholen stonden
ons zo een bon aannaaien konden
waar ik samen schuilde voor de regen
groene stalen deuren ruggelings ertegen
geen woorden had voor wie ik liefde
mijn tong verloren en al doende
daar voor het eerst de hare zoende
Ivo Weterings, geboren in Roosendaal in 1961, woonachtig in Wouw sinds 1991.
Mijn eerste herinnering aan de dichtkunst is er een van frustratie. Van de juf van de vijfde klas mocht een medeleerling haar opstelschrift met daarin haar gedicht meenemen naar haar huis om het daar door haar ouders te laten lezen. Haar gedicht was mooi en zij ook. Maar waarom mocht ik mijn opstelschrift met daarin mijn gedicht niet meenemen naar mijn huis om het daar door mijn ouders te laten lezen. Mijn gedicht was ook mooi.
Met haar is het nooit wat geworden, in mezelf ben ik blijven geloven. Ik bleef schrijven en dit resulteerde jaren later in een volle verzamelmap gedichten. Een eerste selectie hieruit verscheen in september 2017 in mijn debuutbundel “Dood de tijd”. Nieuwe publicaties volgen.
— Ivo Weterings
Het gedicht (oude) tunnelvisie blikt terug op momenten uit mijn jeugd. Het betreden van een tunnel waarvan je wel het begin ziet, maar niet het eind en waarvan je ook niet weet wat je halverwege tegenkomt blijft een spannende gebeurtenis. Als dichter betreed ik die tunnel, sta soms even stil, maar loop steeds met een nieuwe verwonderde blik door.
— Ivo Weterings