16. Annetje en Mannetje
Annetje en Mannetje
Annetje was een zekere vrouw, die je vaak zag loopen.
Mannetje noemde ze haren man en wou alles koopen.
Als ze dan saam uit wandelen gaan, blijft ze zoowat voor elken winkel staan.
en zegt dan: “Mannetje kijk eens aan”.
Maar Mannetje zegt al gauw “laat ons verder gaan”.
Bij van Hal blijft zij reeds staan
en zegt: “Mannetje zie toch eens zoo’n muts zoo fijn,
dat zou wel iets voor mij nog zijn”.
Mannetje antwoordt: “dat is niets om te vragen
dan kun je nog beter u slaapmuts dragen.
Annetje, Annetje laat ons gaan”.
“Mannetje, Mannetje blijf nog even staan”.
Bij de Jong Mamet is weer naar Annetjes zin.
Maar Mannetje komt er niet van in.
“Zoo’n vlinderblousse, wil me die toch koopen”.
“Annetje hoe durf je met zoo’n toch loopen.
De menschen lachen je zeker uit
En ik ga gewis met jou niet meer uit.
Kom Annetje laat ons gaan”.
“Nu Mannetje blijf toch staan”.
Als dan langs Rombouts wordt gegaan,
Blijft Annetje watertandend staan.
“Een paar schoentjes met hooge hakken;
Mannetje, daar blijf ik naar snakken”.
“Annetje, Annetje, je kunt nou bijna niet uit de voeten.
Hoe moet dat dan wel zijn met zoo’n paar stoepen.
Annetje laat ons gaan”.
“Mannetje blijf nog staan”.
Pietje Braat ook niet vergeten
want Annetjes kousen raken versleten.
“Een paar fantasie kousen wil me die toch kopen”.
“Annetje kousen met gaten hebben we thuis met hopen.
“Annetje, Annetje laat ons gaan”.
“Nu Mannetje blijf toch staan”.
Van Leeuwen komen ze ook voorbij.
En daar is juist iets voor Annetje bij.
“Annetje, zie toch eens aan,
zoo’n kookboek staat jou dat niet aan?
Daar kun je nog uit leren hoe of ge boterhammen moet smeren”.
Maar Annetje zegt nu vlug: “Mannetje, Mannetje laat ons gaan”.
“Nu Annetje blijf nou staan”.
De tekst van het, nagenoeg letterlijk overgenomen, gedicht is aanwezig in het archief van de Heemkundekring. Het is handgeschreven op voorbedrukt briefpapier van de Firma A.F. Immerechts & Zn., Papierhandel en Grossierderij, Achterstraat 135, Roosendaal.
Het gedicht is niet gedateerd maar wel ondertekend door W.J. Immerechts (1899 - 1933) en ik vond (Lya van Dorst) dat dit niet verloren mocht gaan.
— W.J. Immerechts (1899-1933)